Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ5123

Datum uitspraak2009-08-14
Datum gepubliceerd2009-08-14
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers08/00006
Statusgepubliceerd


Indicatie

Kapitaalsbelasting; artikel 37, lid 1, aanhef en letter a jo. lid 2 aanhef en letter c, WBR (reorganisatievrijstelling); ingebrachte vorderingen zijn geen bedrijfsmiddel


Uitspraak

nr. 08/00006 14 augustus 2009 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van X Holding B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 12 december 2007, nr. 06/00110, betreffende een naheffingsaanslag in de kapitaalsbelasting. 1. Het geding in feitelijke instanties Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de kapitaalsbelasting opgelegd, alsmede een boete. Belanghebbende is tegen het niet tijdig doen van uitspraak op het door hem tegen deze aanslag en boete gemaakte bezwaar in beroep gekomen bij de Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 05/1163). Nadien heeft de Inspecteur alsnog uitspraak gedaan op het bezwaar, bij welke uitspraak de aanslag is gehandhaafd en de boete verminderd. De Rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig doen van uitspraak op het bezwaarschrift gegrond verklaard, de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd voor zover deze de boete betreft, het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd voor zover deze de boete betreft en de boetebeschikking vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiƫn heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend. 3. Beoordeling van het middel Het Hof heeft geoordeeld dat de vorderingen die zijn ingebracht in belanghebbende niet zijn aan te merken als bedrijfsmiddel, en derhalve niet vallen onder de vrijstelling van artikel 37, lid 1, aanhef en letter a, in verbinding met lid 2, aanhef en letter c, Wet op belastingen van rechtsverkeer (tekst 2004). Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het middel, dat dit oordeel bestrijdt, faalt derhalve. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. 5. Beslissing De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer C.B. Bavinck als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2009.